Het voorstel van het kabinet om spaargeld en beleggingen in belastingbox 3 anders te belasten, is ingewikkeld en zit vol potentiële vluchtwegen, stelt Paul van der Kwast.
De vermogensrendementsheffing gaat op de schop. Nu nog word je belast alsof je met spaargeld vier procent rendement behaalt. Daarover betaal je dertig procent belasting, zodat 1,2 procent van het vermogen elk jaar naar de fiscus gaat. Terwijl je al blij mag zijn als de bank één procent rente betaalt.
Wie in aandelen belegde, behaalde de afgelopen drie jaar juist een veel hoger rendement dan vier procent, terwijl 2008 en 2011 voor aandeelhouders dramatische jaren waren. Voor beleggers is het fictieve rendement afwisselend een vloek en een zegen.
Vermogen belasten per categorie
De oplossing die het kabinet Rutte 2 ziet – ongetwijfeld onder invloed van een interessante recente studie van Centraal Planbureau (CPB) – is gevonden in het opsplitsen van het vermogen in verschillende beleggingscategorieën met elk hun eigen verondersteld (forfaitair in jargon) rendement. Daarover wordt vervolgens, net als nu, dertig procent belasting betaald.
Dat klinkt eerlijker dan de huidige heffing, maar in de praktijk is dit vragen om problemen.Ik zie zeker vier knelpunten.
Vier problemen vermogensbelasting nieuwe stijl
1)Categorie
Wat spaargeld is, lijkt duidelijk. Toch is dat niet altijd het geval. Een spaardeposito met een looptijd van tien jaar heeft veel gemeen met een obligatie - een 'belegging' - met een looptijd van tien jaar.
Ander voorbeeld is een converteerbare obligatie: een obligatie die onder bepaalde voorwaarden mag of moet worden omgezet in aandelen. Telt zo’n hybride obligatie als een aandeel of als een obligatie?
2)Rendement
Welk rendement neem je als maatstaf? De fiscus kan bij aandelen kiezen voor een brede wereldindex, maar dan betalen beleggers die alleen Nederlandse aandelen bezitten, te veel of te weinig.
Bij obligaties geldt hetzelfde: kijkt de fiscus naar het rendement van staatsobligaties van veilige landen, of telt ook het rendement op gammele landen en dito bedrijven (junk bonds) mee. En neem je voor een vakantiehuis in Drenthe hetzelfde rendement als dat van commercieel vastgoed in het Verre Oosten?
3)Langjarig gemiddelde
Spaargeld zal altijd wel positief renderen, maar beleggers in aandelen maken soms flinke verliezen. De fiscus wil natuurlijk niet dat aandelenbeleggers worden belast alsof zij een negatief rendement maken. Om dat te voorkomen, zal zij moeten kiezen voor een langjarig gemiddeld rendement; zeg gedurende de afgelopen tien jaar.
Dat heeft echter een nadeel. Als beleggers vlak voor een crash zijn ingestapt, lijden zij flink verlies, maar worden zij de eerste jaren misschien belast alsof zij hoge rendementen hebben geboekt. Omgekeerd betalen beleggers die na een slechte beursperiode instappen, terwijl de koersen omhoog vliegen, misschien wel enkele jaren heel weinig belasting.
4)Verhuizen
De Belastingdienst belast het vermogen op de peildatum 1 januari. Maar wat gebeurt er met vermogen dat gedurende het jaar naar een andere categorie verhuist?
Voorbeeld: je besluit om op 2 januari al je spaargeld in aandelen te beleggen, waarmee je vervolgens een rendement van tien procent behaalt. Maar omdat het op 1 januari nog spaargeld was, wordt dat belast in de categorie 'spaargeld'. De fiscus kan dit alleen ondervangen door het gemiddelde vermogen in elke categorie gedurende het jaar te belasten. Maar dat is op het gebied van administratieve rompslomp en controle een draak.
Natuurlijk kent het huidige stelsel ook nadelen. Maar het is tenminste overzichtelijk, simpel en redelijk ongevoelig voor slimme trucjes. Als het kabinet dan toch tegemoet wil komen aan de wensen van spaarders, kan het beter kiezen voor een fictief rendement dat is gebaseerd op het werkelijke rendement van (vrijwel) risicoloze beleggingen als staatsobligaties en spaargeld. Desnoods tegen een hoger tarief dan de huidige dertig procent.
Paul van der Kwast is financieel planner en lid van de Vereniging Onafhankelijke Financieel Planners. Voor Z24 volgt hij de fiscale ontwikkelingen op de voet. Ook schrijft hij tweewekelijks een column over personal finance.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl